Waarom het goed is om je boosheid als ouder wat vaker even ‘on hold’ zetten: “Echt? Dat wist ik niet!”
Soms heb je zo’n reality check momentje: dat je je realiseert dat iets heel anders zit dan je denkt. En dat de irritatie en beschuldigingen die razendsnel naar boven komen als je puber iets asociaals doet, wel vaker even on hold gezet mogen worden, omdat je oordeel het echt niet altijd bij het juiste eind blijkt te hebben.
PUBERTEITCOMMUNICATIE
6/25/20223 min read


Vanmiddag was ik met Milan bij de huisarts. We moesten vrij lang wachten en die tijd gebruikte hij goed; hij vulde een aanmeldformulier in voor een verantwoordelijke rol op een Engelstalige spelletjesserver. Met interessante vragen als ‘Iemand speelt vals en steelt van andere spelers. Wat doe je?’ Hij dacht er even over na wat hij rechtvaardig zou vinden en hoe hij het aanspreken en bestraffen van die ander zou aanpakken: eerst luisteren waaróm die speler dat deed (“Misschien is die nieuw en kent hij de spelregels nog niet goed. Dan leg ik die eerst uit.”) en pas daarna een passende straf geven. Ik ben trots: Dat hij zich aanmeldt voor zo’n functie, serieus over alle vragen nadenkt, rechtvaardigheid belangrijk vindt en vervolgens alles in het Engels antwoordt. Terwijl hij pas 13 is.
Als de doktersafspraak achter de rug is, lopen we buiten. Hij puft van de hitte. Het is warm lenteweer en ik heb mijn jas uitgedaan. Maar hij niet. En onder zijn jas draagt hij z’n hoody. Capuchon natuurlijk over zijn hoofd, zoals meer pubers graag doen (al heeft hij dat altijd al fijn gevonden; als beschermlaag tussen de drukke buitenwereld en hemzelf.)
Een beetje grinnikend vraag ik hem of het misschien een goed idee is om zijn jas uit te trekken. Een beetje verrast kijkt hij me aan. Grappig dat hij zelf totaal niet aan die voor de hand liggende oplossing had gedacht. “Ja eigenlijk wel!” antwoordt hij met een tikje ongemakkelijke glimlach. Om een beetje weifelend te vervolgen: “Maar eigenlijk vind ik m’n jas aan hebben gewoon fijn. Daarom hou ik die in de klas ook altijd aan.” “Wat!!!” zeg ik nogal hard. “Dat meen je niet!” Ik voel de irritatie omhoog vlammen. Dat doe je toch niet?! De boosheid die ik vanbinnen voel straalt er duidelijk van af. Verbouwereerd kijkt hij me aan. “Hoezo? Wat is daar dan mee? Er zijn meer klasgenoten die dat doen.”
“Dat is asociaal!” zeg ik in eerste instantie vrij stevig, omdat ik er van schrik dat hij blijkbaar zulk asociaal gedrag vertoont op school. Dat had ik niet van hem verwacht en stelt me teleur. Geschrokken blijft hij even stil staan en kijkt me verbouwereerd aan. Terwijl ik hem zo zie kijken, besef ik me dat het best anders kan zitten dan hoe ik nu denk. Dat het misschien helemaal geen onwil van hem is, maar dat hij daar gewoon nooit over heeft nagedacht. Direct kalmeert mijn stem. Wat hij nodig heeft is niet iemand die hem de wind van voren geeft en hem van slecht gedrag beschuldigt, maar iemand die hem bekender maakt met de sociale normen.
Dus met een veel rustiger stem (kost even moeite) vervolg ik: “Dan straal je uit dat je ongeïnteresseerd bent in de les en de docent. Dat je ieder moment zou kunnen opstaan en weglopen. Dat is voor de docent niet fijn.” “O echt?” reageert hij, duidelijk een beetje verrast en geschrokken. En vervolgt dan schuldbewust: “Dat wist ik niet. Dan ga ik vanaf nu altijd mijn jas uit doen in de klas.”
Direct ebt al mijn boosheid weg, als sneeuw voor de zon. En ga ík me een beetje schuldig voelen. Omdat ik direct uit ging van het slechte: dat hij zich bewust niks aan trekt van wat de wensen en de normen van school en docenten zijn (wat overigens een beetje bij pubergedrag hoort en vanuit die optiek zelfs best okay is). In plaats van dat ik in mijn overwegingen mee nam dat hij zich misschien gewoonweg niet realiseerde wat de impact van zijn gedrag op anderen is, of wat de ongeschreven – en vaak ook onuitgesproken – sociale / omgangsregels zijn. Of er überhaupt niet bekend mee was. En dat het enige wat nodig was, is rustig vragen waaróm hij iets op een bepaalde manier doet en vervolgens een hiaat in zijn kennis te ontdekken en dat aan te vullen met wat extra informatie. Want dat is in basis wat opvoeden inhoudt; die opgroeiende kinderen die beginnen met nul aan kennis, beetje bij beetje van meer kennis voorzien – onder meer over sociale omgangsnormen – op basis waarvan zij hun gedrag weer aanpassen. Sommigen weten dat op te pikken puur door wat ze om zich heen zien gebeuren, maar Milan is wat dat betreft meer een dromer. Die kan dat soort informatie prima missen. Bij hem werkt het beter als je het even expliciet vertelt. (Wel op vriendelijke toon graag).
Terwijl we in de zon naar huis lopen en gezellig kletsen, maak ik een mentale ‘Note To Self’: voordat ik boos/geïrriteerd/streng e.d. word; eerst vragen en luisteren wat er precies speelt. Omdat het maar wat vaak niets met onwil te maken heeft, maar met gebrek aan kennis of kunde (of met het anders interpreteren van een situatie, of miscommunicatie). Dat dat gebrek er is, kun je hen tenslotte niet kwalijk nemen. (En ik denk bij mezelf: ‘Ik mag wel wat meer voorbeeld nemen aan Milans aanpak van spelletjes cheaters…’)