“Maar onze kat heeft knuffels nodig.” “Ik wil eerst even dat Donald Duckje lezen.” “Huiswerk is zo saai…”
~ Hoe help je je kind (en jezelf) van uitstelgedrag af? 4 effectieve en leuke tips ~ Het is woensdagavond. Met een mokkend gezicht zit Elissa in de kamer achter de laptop. Ze moet van mij een kwartiertje Ducktypen (leren blind typen met hulp van Donald Duck & co.) maar ze heeft daar vandaag he-le-maal geen zin in, en dat zal ze me laten weten ook. Haar ogen schieten vuur.
LEVENSLESSENOPGROEIENDOORZETTEN
11/6/20195 min read


Vanmiddag was zo’n lekkere woensdagmiddag: met lekker de tijd om te spelen, lanterfanten, aanrommelen. En een beetje huiswerk maken (kwartiertje gitaarspelen en een beetje Ducktypen). En dan om 16:00 gitaarles. Ze wil daarvoor nog even met me een sportoutfit shoppen. “Prima, nadat je je huiswerk hebt gedaan” zeg ik. Dat snapt ze.
Maar aan haar huiswerk beginnen doet ze niet.
Uitstelgedrag
Het is niet eens veel en normaliter doet ze het met plezier en vaak ook uit zichzelf. Vandaag is het enige dat ze doet zich bijzonder veel laten afleiden, hangen op de bank, knuffelen en spelen met kat Hero. Verder niets. Na een paar reminders gaat ze eindelijk gitaarspelen. De laatste keer oefenen was ruim een week geleden – vorige week was het herfstvakantie – en in het begin klinkt het wat stram. Aan het eind van het kwartier klinkt het weer soepel en leuk.
Maar nog steeds geen Ducktypen. Op gegeven moment is het lanterfantgedeelte van de middag voorbij en is het tijd voor gitaarles. Vandaag geen nieuwe sport-outfit voor Elissa dus.
Interessant: wat zit er onder dat uitstelgedrag?
Na het avondeten stuur ik Elissa alsnog naar mijn laptop om te gaan Ducktypen. Met een boos gezicht gaat ze bezig. Ik ben ondertussen bezig in de keuken, vanwaar ik haar gezicht goed kan zien. Dat staat op onweer. Ik vraag haar of ze wat wil drinken. “Maakt niet uit.” Dat antwoord ken ik; dan is ze boos en wil ze dat laten merken ook.
Ik loop naar haar toe. Naast boosheid zie ik ook tranen in haar ogen. En een beetje bangigheid? Ze typt heel langzaam de letters die ze moet typen. Veel langzamer dan de vorige keer. Ik vraag haar “Ben je bang dat je niet meer goed kunt typen?” Stuurs kijkt ze naar het beeldscherm en geeft me geen antwoord. Ze wil even goed laten voelen dat ze het maar niks vindt dat ze van mij móet Ducktypen. Dat ze dankzij mij deze kwelling moet doorstaan.
Faalangst verlamt en zadelt je op met een rotgevoel
Want dat vindt ze het nu: omdat je aan het eind van ieder level beoordeeld wordt op het aantal aanslagen per minuut, en het aantal fouten. En als je het niet goed genoeg hebt gedaan, moet je het level overdoen. Dat vindt ze gewoonlijk niet erg, maar nu is ze bang voor het resultaat; dat het écht heel slecht is, omdat ze al lang niet heeft geoefend.
Hersencellen als graspaadjes
Ik herinner Elissa eraan dat je nieuwe dingen leren – en dus nieuwe verbindingen tussen hersencellen maken – kunt je zien als het lopen op graspaadjes. Na één keer lopen zie je dat paadje nauwelijks, en is het lastig om het paadje terug te vinden en om er overheen te lopen. Hoe vaker je dezelfde route loopt, hoe beter je het pad ziet en hoe makkelijker je erop loopt.
De nieuwe verbindingen tussen je hersencellen worden met elke keer dat je hetzelfde opnieuw oefent sterker, breder, groter, steviger. Dat effect heb je niet als je iets in één keer goed doet, maar juist met herhalingen. Dus het is belangrijk om keer op keer te herhalen, dan het in een keer goed doen en snel weer door gaan. En foutjes maken is daarbij heel behulpzaam. Doorzetten – juist ook in de dingen die je moeilijk vindt – blijkt veel belangrijker voor het hebben van succes dan slim/talentvol/handig zijn.
Als je eenmaal de smaak te pakken hebt…
Ik blijf bij haar zitten tot het eind van het level. Op haar gezicht komt blije verbazing: ze heeft het level zowaar gehaald! Haar score is niet veel hoger dan het vereiste minimum, maar het is voldoende. Vol verbazing zegt ze: “maar ik typte heel erg langzaam!” “Blijkbaar is dat genoeg.”
Dan vraag ik haar nogmaals of ze zo’n tegenzin had, omdat ze bang was dat ze het level niet zou halen. “Inderdaad.” “En hoe voelt het nu je het toch hebt gedaan, en ook nog eens blijkt dat je – ondanks het langzamere typen dan je gewend bent – het level hebt gehaald?” Ze kijkt me stralend aan, zegt niks, en gaat snel weer aan de slag met het volgende level. Niet veel later komt ze vrolijk en ondeugend naar me toe. “Ik zelfs 4 levels gedaan, ook al hoefde ik er van jou maar 2!”
Lang uitstellen = lang een rotgevoel hebben
Als ik haar naar bed breng, praten we nog even na. “Elissa, hoe voel je je nu, nu je je huiswerk af hebt?” Blij antwoordt ze ”Vrolijk! En tevreden! En trots!”
“En hoe voelde je je daarvóór?” “Niet fijn. Want ik was zo bang dat ik het niet zou kunnen…” Ik: “Was je huiswerk zo vervelend als je vantevoren dacht?” Elissa: “Nee helemaal niet, eigenlijk was het leuk.” Ik: “Dus eigenlijk heb je je de hele middag niet zo fijn gevoeld, omdat je opzag tegen je huiswerk. Maar toen je het maakte viel het mee, vond je het al snel leuk om te doen, en naderhand kon je nog even kort genieten van je vrolijke, tevreden en trotse gevoel.
Snel aan de slag = kort een rotgevoel en een lang tevreden gevoel hebben
Zou het niet slimmer zijn om de volgende keer het zo te doen, dat je niet-zo-fijn-voelen maar kort duurt? Dat je ondanks je tegenzin en onzekerheid tóch snel je huiswerk gaat doen, eventueel met foutjes en levels niet halen, en dat je daarna lang kunt genieten van vrolijk, tevreden en trots gevoel?”
Ze kijkt me aan met een ondeugende blik omdat ze het een nogal onverwacht, maar ook wel slim plan vindt.
4 tips die je helpen af te komen van dat lastige uitstelgedrag
Ik vertel haar nog dat ook volwassenen, en studenten, en middelbare scholieren – eigenlijk iedereen – met regelmaat last heeft van uitstelgedrag. Ook ik, bijvoorbeeld vanochtend toen hardlopen in mijn planning stond, maar ik opzag tegen de vrieskou. En dat er een paar trucs zijn die helpen om dat te omzeilen en toch bezig te gaan, die ik toen ook heb toegepast.
Denk aan het gevoel dat je hebt ná het doen van je taak, en negeer je gevoel vooraf, je tegenzin. Spreek hem eventueel toe: “ik ga nu even niét naar jou luisteren”. Ik ging vanochtend denken aan het frisse, fitte, trotse, krachtige gevoel dat ik heb ná het hardlopen.
Maak een automatisme van je taak. Dat probeer ik Elissa en Milan ook mee te geven: na school en even buiten spelen altijd éérst huiswerk maken, daarna pas beeldschermen. Als je dat eenmaal gewend bent, denk je er niet meer over na en worstel je niet meer met dat stemmetje vanbinnen dat zegt “ik heb geen zin” en je daarmee vertraagt en veel tijd kost en rotgevoel oplevert, maar dóe je het gewoon. Dan ben je er ook snel weer van af, en hou je meer tijd over voor andere – leukere – dingen doen. Dus daarom staat hardlopen op vaste momenten in m’n agenda.
Denk aan waarom je het wílt doen, in plaats van aan waarom je het móet doen. Ik wil bijvoorbeeld graag een fris hoofd, minder pijn van m’n hernia, fitter en energieker worden, en trots zijn op mezelf. Als ik daaraan denk vind ik het veel makkelijker om de stap te zetten en te gaan rennen, dan wanneer ik denk dat ik het móet doen.
En voordat ik tip 4. kan zeggen, komt Elissa onverwacht zelf met precies die tip die ik geven wilde:
“Begin met iets dat je makkelijk vindt om te doen, want daarna wordt het vanzelf makkelijker en vindt je het vanzelf leuker om door te gaan. Bijvoorbeeld dat ik met Ducktypen lekker veel fouten mag maken en een level niet halen.” Super! Ik vertel dat ik om die reden altijd begin met wandelen, en daarna met heel rustig joggen, net zo lang totdat ik zin krijg om wat harder te gaan.
Ik krijg een dikke knuffel, en vrolijk kruipt ze in bed. “Mama, wat weet jij toch veel handige dingen! En wat fijn dat je ze ons leert.” Daar word ik vrolijk van.