Leren klussen (en koken, en schoonmaken, en...)

We zijn bij mijn zus thuis. Een heerlijk handig mens. We hebben het over klussen. Gekscherend zeg ik dat mijn vriend daar totaal niet van houdt en dat ik dus de klusser in mijn en zijn huis ben. Hij voelt zich totaal niet aangevallen. Hij heeft andere talenten en is er totaal mee at ease. Hoeft niet zo nodig alles te kunnen. En hij gelooft niet in ‘mannentaken’ en ‘vrouwentaken’. Ik ook niet trouwens; ik heb zoveel vrouwen om me heen die bijvoorbeeld enorm goede klussers zijn en mannen die heel zorgzaam zijn. Dan zegt mijn zus iets interessants.

AUTHENTICITEITAUTONOMIEPERFECTIONISME

11/19/20224 min read

Dan zegt m’n zus iets interessants. Ze kijkt hem met een grote glimlach aan: “Wat fíjn dat jij niet geïnteresseerd bent in klussen doen. Want daardoor heb je mijn zus de kans gegeven om er veel beter in te worden en het weer leuk te gaan vinden.”

Als meisje van 7 jaar al zelfstandig klussen

Vroeger werd er bij ons in huis veel geknutseld en geklust. Mijn alleenstaande moeder vond het onzin om voor elke klus hulp te vragen. Ze zocht gewoon uit hoe het moest. En wij hielpen mee. Fouten maken was geen enkel probleem; daar leer je van. En gaat het mis, dan los je het daarna toch gewoon op?

Toen ik 7 jaar was en mijn moeder de buitengevel van het huis wilde gaan schilderen, vroeg ik of ik mocht helpen. Ze legde uit wat ik moest doen (ik had haar daarvoor ook al goed geobserveerd) en vroeg me “Denk je dat je dat kunt?” Vol zelfvertrouwen antwoordde ik “Ja hoor, dat kan ik.” En dat meende ik. Zij vertrouwde mijn inschatting, want ze wist hoe geconcentreerd en netjes ik kon tekenen, schilderen, borduren, helpen koken. Dus gaf ze me de verf en kwast en liet me mijn gang gaan. Buren keken verbaasd toen ze mij het huis zagen schilderen en gaven soms een opmerking waar hun ongeloof in door klonk: “Kun je dat? Weet je het zeker?” En weer antwoordde ik “ja hoor.” En ik kreeg gelijk.

We onderschatten vaak wat kinderen kunnen

Als kind heb ik altijd het gevoel gehad dat volwassenen nogal onderschatten wat kinderen allemaal kunnen. Ik was superblij dat wij mijn moeder hadden, omdat zij wél in ons kunnen geloofde. Ons dingen liet proberen. En al doende leren. Zo maakte ik op mijn 9e mijn eerste rok en daarna een colbertje met de naaimachine. Nogal een ingewikkelde klus. Met regelmatig wat uithalen en opnieuw beginnen en beetjes hulp van haar, kreeg ik het voor elkaar. Het maakte me trots. Het gaf me een groot gevoel van vrijheid. En bovenal van vertrouwen in mezelf. Omdat ik iets moeilijks in de vingers wist te krijgen. Als vrienden gingen verhuizen, hielpen ook wij (al vanaf basisschoolleeftijd) mee met behangen, schilderen, klussen en verhuizen. Ik vond het geweldig om te doen! En ik voelde me daardoor zo capabel.
Die vrienden waren regelmatig onder de indruk van wat wij als kinderen al konden. Wij waren verbaasd over het feit dat zij hun kinderen níet die kans gaven om het te proberen, te leren, te groeien.

Door oordelen en faalangst niet meer durven

Jaren later kreeg ik een vriend die ook van jongs af aan het klussen had meegekregen. Superhandig. Hij was nog meer ervaren dan ik. En iets preciezer. Beetje bij beetje liet ik steeds meer aan hem over. Durfde ik minder op te pakken, want ik deed het iets minder snel, iets minder handig en net iets minder precies. (Bovendien hou ik niet altijd van alles vooraf helemaal uit te denken, want ik heb er meer plezier in om een beetje te improviseren, maar die ruimte durfde ik niet meer te pakken.) En werd ik steeds onzekerder.

Toen ging ik scheiden. En ineens was ik degene die klussen te doen had, maar niet steeds om hulp wilde vragen. M’n zus regelde dat ik voor mijn verjaardag een goede schroef-boormachine kreeg van mijn familie. En ik kon haar decoupeerzaag lenen. Van mijn vader kreeg ik een koffer met gereedschap dat hij niet meer gebruikte. In mijn nieuwe woning pakte ik steeds vaker klusjes op. In het begin nog heel onzeker, maar op den duur met steeds meer zelfvertrouwen en plezier.

Toen mijn vriend een half jaar geleden ging verhuizen, was ik degene die de schilderijen ophing, lampen aansloot én die de inloopkast en bergingkast maakte. Vooraf vond ik het nog best spannend of ik deze klusjes zou kunnen klaren, maar het ging goed. Okay, ik moest het eerst echt even uitdenken en soms wat improviseren (eerst de verkeerde plug gebruikt, op sommige plekken was de muur te hard om de gaten diep genoeg te boren) maar het eindresultaat was precies zoals de bedoeling was. Trots stuurde ik mijn zus een foto van het eindresultaat en mezelf met de accuschroefboor, die inmiddels echt mijn maatje is.

Mijn zelfvertrouwen weer opbouwen

Als ik ’s avonds na het etentje bij mijn zus met Milan en Elissa en mijn vriend naar huis fiets, denk ik aan de opmerking van mijn zus. En aan hoe vaak we als volwassenen hetzelfde laten gebeuren bij onze kinderen, als wat mij gebeurde bij mijn ex. Vanuit goede bedoelingen nemen we allerlei klusjes van ze over, of zorgen we dat ze niet eens meehelpen; omdat wij het sneller doen, slimmer, netter. Omdat we minder knoeien, of het geduld niet hebben de klus op hun tempo te doen. Of gewoon omdat we goed voor ze willen zorgen en dit een manier is om uiting te geven aan onze liefde voor hen.

Met helaas vaak hetzelfde effect als bij mij langzamerhand was gebeurd: dat ze zelf geen initiatief meer tonen, niets durven aan te pakken (“dat kan ik niet”), dat hun zelfvertrouwen minder wordt. Maar daardoor krijgen ze ook niet de gelegenheid om nu te oefenen en langzamerhand beter te worden, zodat ze straks hun eigen klusjes kunnen klaren.

Mogen falen = groeien

Vanmiddag stond ik met Elissa in de keuken. Ze vroeg me waar de patentbloem staat. Die pak ik voor haar. Ik vraag haar wat ze ermee wil gaan doen. “Noodles maken”. Ik ben verrast: “Weet je hoe je dat moet maken? Ik niet namelijk.” Ze vertelt dat ze ergens een recept had gezien en dat wilde ze nu proberen. Dan knuffelt ze me. “Mama, ik vind het zo fijn dat we van jou dingen mogen uitproberen. En fouten maken. Zoals deze noodles, ook al weet ik helemaal nog niet of het gaat lukken. En dat we onze eigen slaapkamers in de Kerstvakantie weer zelf mogen schilderen. Klasgenoten van mij mogen dat niet, omdat hun ouders denken dat ze dat niet kunnen. Maar jij liet mij al helpen toen ik 4 was! En daarom kan ik het nu!”

Laten we wat meer ruimte geven aan dat leerproces. Onze kinderen ons vaker laten helpen. Slordig geschilde aardappels, scheef gesneden wortels, halfgezogen vloerkleden, net niet helemaal schone borden en een scheve schroef in de muur lekker laten gebeuren. Elke keer dat ze klusjes doen (en fouten maken), worden ze er beter in. Zij hebben er vaak veel plezier in. En langzamerhand worden ze steeds meer pro’s, waar wij op den duur klusjes aan over kunnen laten.

Maar bovenal: het is zo goed voor hun zelfvertrouwen, dat wij als volwassenen geloven in wat ze in potentie kunnen en niet alleen in wat ze al helemaal beheersen.