Fiets met kraaiennest
“Hoe doe je dat toch mama? Dat je, als iets stom is, het toch leuk weet te maken?” We staan in de gang van ons huis als Elissa dat met een vrolijk gezicht aan me vraagt.
OMDENKENCOMMUNICATIE
5/18/20233 min read


“Zoals die keer dat ik 5 jaar ofzo was en we samen met Mees (onze buurjongen) en Roza (ons buurmeisje) én Milan naar de dansles gingen. Toen hadden we net onze kindertandem (een superleuke Onderwater tandem waar een kind voorop zittend mee kan trappen en een tweede kind tussen het stuur en de volwassene in zit op een extra zadeltje. Bovendien hadden we een bak voorop waar ook nog een kleuter in paste én een zitje achterop). Zo hadden we op één fiets plek voor 1 volwassene plus 3 kinderen - en voor kleine stukjes zelfs 4 kinderen.
“Op de heenweg mochten Mees en Roza kiezen waar ze wilden zitten, op de terugweg Milan en ik. De leukste plek vonden we het extra zadel, want dan kon je lekker achterstevoren tegen jou aan zitten knuffelen of vooruit kijken en hoefde je niet te trappen. De tweede leukste plek was waar je mee kon trappen. Voorop in de fietsmand was grappig, maar achterop saai, want je kon daar niets doen en bijna niets zien. Helaas had Mees op de terugweg de laatste keus en kreeg hij de plek die over bleef. Dat werd achterop zitten. Dat vond hij zo stom dat hij niet op wilde stappen.”
Ja dat weet ik nog goed. Ook dat ik me afvroeg hoe ik dat handig kon oplossen, bij voorkeur zonder drama of boze kinderen.
Elissa gaat verder. “En toen zei jij: ‘Weet je wat zo leuk van die plek achterop is? Deze tandem is eigenlijk een piratenschip. En het zitje achterop is het kraaiennest. Als je daar zit en af en toe even gaat staan, kun je alles in de omgeving in de gaten houden en ons waarschuwen als er gevaar aan komt.’ Dat vond Mees superleuk en hij klom er direct op!”
Ja grappig was dat. Ik hoopte al wel dat het zou werken, maar het werkte nog veel beter dan verwacht.
“Schip ahoy!” klonk het al snel achter me. “Wat zie je, piraat Mees?” vroeg ik. “Er komt gevaar aan!” riep hij uit volle borst. Hij vond het heerlijk om met z’n allen een fantasiespel te spelen. Gewoon op straat. En dat zelfs de volwassene mee doet.
“Wat moeten we doen piraat Mees?” vroeg ik hem. “Harder fietsen en het pad aan die kant van het park nemen! Dan zien ze ons niet en zijn we sneller in veiligheid!” riep hij terug. Milan en ik gingen harder trappen, Roza zat als een boegbeeld voorop de tandem met glinsterende ogen om zich heen te kijken. En Mees voelde zich heerser van de straat. Eh zee.
“Hoe verzin jij dat soort leuke dingen mam?” vraagt Elissa me. “Tja. Geen idee. Zulke ideeën komen gewoon in me op. Alhoewel, misschien speelt er toch wel meer mee. Ik denk als iets anders loopt dan ik had bedacht of wil regelmatig: ‘Wat kan ik hier mee? Hoe kunnen we hier iets leuks, speels of verrassends van maken? Hoe kan ik deze tegenslag ombuigen naar iets positiefs? Hoe kan ik het misschien zelf benutten?’ Mijn hoofd gaat dan aan de slag en er komt bijna altijd iets leuks uit.”
Dat vind ik ook zo leuk aan het OMdenken van Berthold Gunster. Als iets anders gaat dan gewenst, raadt hij aan om te bedenken ‘Wat als dit juist de bedoeling is?’ Of zoals er staat bij zijn boek ‘OMdenken in opvoeding’ en boek ‘Lastige kinderen? Heb jij even geluk?’ ‘”Kinderen? Stop met ze op te voeden. Het is vastdenken: kijken naar wat er niet is en wel zou-moeten-zijn. Dat is van een probleem een ramp maken. Denk het om. Maak van een probleem een mogelijkheid. Hoe? Simpel. Door te kijken naar wat er is en wat er zou-kunnen-zijn. Van een gebrek een talent maken.”
Ik realiseer me dat er toen met de kindertandem nog twee vragen door mijn hoofd schieten. Ook die vertel ik Elissa, want wie weet heeft ze er nog eens wat aan. Nu, of later. 1. Wat zou het voor Mees/voor jullie zó leuk maken dat hij maar wat graag mee wil werken? 2. Wat zou het voor mij leuk maken? (En ik geef toe; deze volwassenen houdt wel van een beetje speelsheid 😉.)
Het waren overigens geweldig leuke tochtjes met die tandem. Nogal hard werken voor mij om mezelf en 3 (en soms 4) kinderen, met een beetje hulp van 1 meetrappend kind, op de plaats van bestemming te krijgen. Maar het was het helemaal waard. De gezelligheid, het plezier, het samen bikkelen (waarbij de niet-fietsers de wel-fietsers coachten tegen de wind in of de Erasmusbrug op “Kom op, je kunt het! Je bent er al bijna! Je benen worden sterker!”). En natuurlijk om de gesprekjes van die kinderen te horen.